vrijdag 21 november 2008

Bekeerd

Michael Jackson is bekeerd tot de islam. Niet dat dat nu zo erg is, alleen begrijp ik de zin er niet van dat iemand dan ook direct maar van naam moet veranderen. Michael wil tegenwoordig namelijk Mikaeel genoemd worden, wat me toch verdomd lastig lijkt voor vrienden kennissen en voornamelijk voor de ouderen onder hen voor de nodige verwarring kan leiden. Gelukkig spreek je het hetzelfde uit. Denk ik. Mikaeel was er zelf in ieder geval erg gelukkig mee; hij heeft het naar het schijnt uitbundig gevierd met Yousef Islam. Dat was vroeger Cat Stevens.
Volgt u mij nog? Ik volg het namelijk al tijden niet meer. Ik hoop wel dat God, Allah en alle andere goden het allemaal wél volgen, want het idee is natuurlijk vreselijk geestig. Ik geloof namelijk niet dat er ook maar een god is die het uitmaakt hoe een mens heet, zo lang het geld maar binnen blijft komen. Volgens mij maakt het namelijk niet uit of Mikaeel of Michael in God of Allah gelooft, zolang hij maar gelooft. Dat lijkt me immers het belangrijkste aan het hele verhaal. Anderzijds vraag ik me wel af of Jezus bij een eventuele bekering omgedoopt wordt naar Mohammed. Dat zou weer een hoop verhitte discussies schelen.

Was getekend,
(vooralsnog) Ralph Plug

woensdag 5 november 2008

Kwartje

Het gebeurt gelukkig niet dagelijks, maar zo af en toe maak ik nog wel eens gebruik van het openbaar vervoer bij het reizen naar mijn werk en terug. Met het oog op het milieu en het fileprobleem (hoewel, er gáán geluiden dat mevrouw Verdonk die laatste kwestie binnenkort gaat oplossen) ben ik namelijk persoonlijk een groot voorstander van carpoolen. Daarnaast heb ik geen rijbewijs.
Ik ben niet gek op het openbaar vervoer. Bussen rijden met regelmaat te vroeg of te laat, de aansluiting met de trein wordt niet gehaald en zo af en toe snijdt de Nederlandse Spoorwegen nog wel eens een treintje weg, met als gevolg dat de trein zo volgepakt zit dat ik nog wel eens op mijn treinkaartje wil kijken of ik niet per ongeluk toch een enkeltje Auschwitz heb gekocht. Alhoewel, zo'n vergelijk is natuurlijk niet grappig en zeer kwetsend voor bepaalde partijen. Deze treinen zitten voller.
Terwijl ik van het de stationshal naar de bushaltes liep werd ik aangesproken, of misschien eerder aangehouden, door een dakloze. Ik weiger resoluut dit soort mensen zwervers te noemen; voor hetzelfde geld zijn ze dag in, dag uit op dezelfde locatie gestationeerd. De beste man vroeg me om een kwartje voor de bus. In zo'n geval kun je vier dingen doen:

a) Niets geven
b) Een totaalbedrag van 25 eurocent overhandigen
c) Omrekenen, afronden en 8,8 eurocent geven
d) Uitleggen dat we in Nederland geen kwartjes meer hebben

Ik koos voor de eerste optie. Ik weiger namelijk ook resoluut te geloven in dakloosheid of het zwerversbestaan. Natuurlijk, zigeuners zwerven van oudsher ook, maar die doen dat uit eigen vrije wil. In Nederland zou het namelijk niet mogelijk moeten zijn dat een geregistreerd staatsburger in armoede en zonder onderdak op straat leeft. Ongeregistreerde inwoners zijn een ander verhaal, tenzij het politieke vluchtelingen betreft, maar anders zou ik het ook niet weten.
Ik heb het de beste man dan ook geprobeerd uit te laten leggen waarom hij op straat leefde, maar een coherent antwoord heb ik er niet uit weten te krijgen. Iets met het Oostblok, geloof ik. Geen idee. Ik heb hem vijftig cent gegeven en de bus gemist.

dinsdag 28 oktober 2008

Surprise

75% van de Nederlanders heeft last van sleur en wil meer verrast worden. Mijn eerste reactie was waarschijnlijk dezelfde als die van u: "Nederlanders? Sleur? Dat kan nóóit!" Helaas voor u is het echter gewoon waar; het stond namelijk in de Telegraaf. Of in ieder geval een glossy met daarop heel groot het logo van 's Nederlands dagelijkse en actuele Privé. Driekwart van u heeft last van sleur en wil meer verrast worden. U bent al jaren uitgekeken op de huisvrouw of zakenman waar u al jarenlang naast ontwaakt, de rit naar en van het werk, telkens met dezelfde pitstop bij dezelfde crèche om uw 1,7 kinderen af te leveren dan wel op te halen. U bent de kant-en-klaarmaaltijden van Albert Heijn meer dan beu en ook na tien rondjes zappen langs alle commerciëlen trekt u iedere avond dezelfde conclusie dat er niets op televisie is.
"Vroeger was alles beter" is een uitdrukking die u tot voor kort slechts hoorde bezigen door mensen die twee keer zo oud zijn dan u. Mensen die de wereld nog in zwart/wit hebben meegemaakt en op woensdagmiddag met de hele straat voor de buis hingen omdat "Swiebertje" werd uitgezonden. Er was niets en je was tevreden met wat je had. De komende tijd gaat u die uitdrukking vaker horen bij leeftijdsgenoten, want de kans is groot dat driekwart van uw vrienden- en kennissenkring het meer dan zat is met die sleur. Vroeger, toen werd er uitzinnig gevreeën in tochtige steegjes omdat niemand nog gehoord had van aids, mocht er nog gerookt worden in de bruine kroeg, ging u met uw kersverse scharrel op vakantie naar een warm en zonnig land om de verkering bij thuiskomst direct te verbreken ten faveure van de volgende kroegliefde.
De Nederlander, of in ieder geval 75% daarvan, wil de sleur doorbreken en verrast worden. De verrassing schuilt daarin vaak in kleine dingen. Neem weer eens een grote bos bloemen mee voor uw vrouw. Gewoon zomaar. Of werp de kinderen in de schoot van uw ouders en ga een lang weekend naar Parijs om daar uitzinnig te vrijen in een tochtige steeg. Nu het nog kan, zeg maar. Een verrassing zit namelijk soms in een klein hoekje.

dinsdag 7 oktober 2008

Rijbewijs

Ondanks de inmiddels door mij bereikte leeftijd van achtentwintig jaar, heb ik nog steeds geen rijbewijs. De afspraak was ooit dat als ik niet zou beginnen met roken voor mijn achttiende, mijn rijlessen, al dan niet gedeeltelijk, zouden worden betaald door mijn ouders. Het gegeven dat ik twee dagen na mijn achttiende verjaardag mijn eerste sigaret opstak ten spijt is dat er nooit van gekomen.
Ik zag namelijk nooit echt het nut in van een rijbewijs. Naar een concert, verjaardag of evenement kon ik altijd meeliften met één van de autovrienden in de groep, en de meeste verjaardagen waren in de buurt zodat ik het met gemak in een kwartiertje fietste. De afgelopen jaren begon het echter toch weer te knagen. De reisafstand tussen mijn werk en thuis werd groter, de reisduur langer en het aantal verschillende vervoersmiddelen tijdens de reis groeide gestaag. Ook is mijn muzieksmaak ten opzichte van het groepje vrienden veranderd en krijg ik er jaarlijks nog steeds meer en meer kennissen bij in veraf gelegen steden.
Sinds kort rijd ik met een collega mee. Op het in eerste instantie voor mij behoorlijk onchristelijke tijdstip van kwart over zes 's ochtends staat hij voor de deur. Rond kwart voor zeven zijn we op de zaak, en vijfendertig kilometer verder, en omdat we feitelijk na een paar koppen koffie pas om half acht beginnen komt de werkdag rond vier uur 's middags pas tot zijn eind. Over die vijfendertig kilometer doen we dan ruim twee keer zo lang. Niet dat dat erg is, maar vaak zijn we pas na vijven thuis. Met de trein doe ik drie kwartier over hetzelfde stuk én krijg ik in de trein nog de kans om wat te lezen. Tenminste, tenzij ik zo'n gevaarlijk overvolle trein naar heb dat het de Auschwitz Express lijkt.
Volgens onderzoek slibt het wegennet dicht. Dat dit niet onderzocht had hoeven worden lijkt me logisch; iedereen ziet het om zich heen. De cijfers die uit dat onderzoek voortkwamen indiceren dat de gemiddelde reistijd met ongeveer vijftig procent toeneemt. Dat betekent dus een uur heen, anderhalf uur terug. Het alternatief is een totaal van anderhalf uur per dag.
Ja, de Nederlandse bevolking wordt gestimuleerd de auto te pakken met het al jaren tot mislukken gedoemde OV-chipkaartproject, de prijsstijgingen bij de NS en het chronisch gemis aan punctualiteit op het spoor. De consument grijpt massaal naar de milieu-onvriendelijke auto en laat de NS voor wat het is. Geeft niets, zal verkeersgoeroe annex hersenloze doordrammer Huizinga denken; die klanten komen zometeen allemaal weer terug als ze het stilstaan op het wegennet zat zijn.
Ik wacht denk ik nog een paar jaar met dat rijbewijs halen; het wordt vanzelf weer rustiger op de weg.

wegennet helft langer

dinsdag 16 september 2008

Pink Floyd

Vroeger keken we met het hele gezin naar Willem Ruis en zijn Sterrenshow op de Vara. Concreet er iets van herinneren doe ik niet, maar ik weet nog wel donders goed hoe gezellig de huiskamer er op de zaterdagavond van werd. Als ik daar aan terugdenk zie ik zo'n stereotype Amerikaans televisiegezin met twee kleine kinderen op het vloerkleed liggend voor de beeldbuis en pa en ma gezellig op de bank met een biertje of een glas wijn. Uiteraard klopt dit beeld niet, geen enkel gezin buiten die op televisie om kijkt op die manier naar een programma, maar het is wel het beeld wat me ervan voor ogen staat.
Ook weet ik nog goed waar ik was toen we hoorden dat Ruis overleed. Althans, dat hangt er vanaf; als mijn grootvader nog leefde zaten we op dat moment in het bejaardentehuis, zo niet, bij zijn vriendin. Veel weet ik niet meer van die dag, behalve dat ik flink overstuur was. Ik heb me de rest van het bezoek achter mijn vader verschuild en, stoer als ik mijzelf als vijfjarig jongetje al vond, zelfs een beetje gehuild. Het was de eerste en direct laatste keer dat ik aangeslagen was door het overlijden van een beroemdheid, die overigens de afgelopen jaren de vreemde gewoonte hebben ontwikkeld tijdens mijn vakantie te gaan. Waarom ik dit vertel? Omdat ik daar gisteren aan moest denken.
Mijn vader en ik hebben op muzikaal vlak drie grote gemene delers, namelijk de artiesten Genesis, Bruce Springsteen en Pink Floyd, en de diverse solo-carrières die uit daaruit zijn voortgekomen. Met mijn vader zag ik Peter Gabriel het eerst live, ging ik naar mijn eerste Springsteen-concert en reden we naar Lichtenvoorde om Roger Waters, eens de creatieve geest achter Pink Floyd, te mogen aanschouwen. Stuk voor stuk avonden die zich perfect categoriseren als vader-zoon-uitje, waarbij mijn vader en ik om het hardst mee schreeuwen en zingen onder het genot van een paar biertjes.
Bij het overlijden van Springsteen-toetsenist Danny Federici, begin dit jaar, hebben we even stilgestaan, maar uiteindelijk heeft het me persoonlijk weinig gedaan. Springsteen heb ik dan ook altijd erg goed gevonden, maar niet veel meer. Pink Floyd is een ander verhaal. Voor die band heeft de televisie de hele dag op Live8 gestaan. Het concert in Earl's Court in Engeland in 1994 is door mijn vader ooit op video opgenomen van de BBC en werd 's ochtends grotendeels gedraaid voordat school en werk begon. The Pink Project is de eerste en enige coverband waar we beiden ooit geld voor hebben neergelegd. Pink Floyd heeft meer dan welke andere artiest dan ook heel veel voor mij betekend, me gevormd en muzikaal op laten groeien. Zowel mijn vader als ik keken met stiekeme hoop toch een beetje uit om samen nog naar een reünie van de heren te kunnen.
Gisteren kwam hij, halverwege de film Lord of the Rings, even vertellen dat Richard Wright, toetsenist van de Britse band, overleden was. Op vijfenzestigjarige leeftijd aan de gevolgen van een kanker waarvan we beiden niet eens wisten dat hij het had. De verrassing dientengevolge was groot bij het overlijden van een jeugdheld, goed muzikant en ongetwijfeld prima mens, maar hoewel we het geen van beide hebben gezegd baalden we er allebei even heel fiks en heel egoïstisch van dat we die reünie ook op de spreekwoordelijke buik mogen schrijven. Ik heb me de rest van de avond in mijn kamer verschuild en, stoer als ik mijzelf als achtentwintigjarige man vind, zelfs een beetje gehuild.

donderdag 4 september 2008

Vakantie

Het kan een mens goed doen, zo'n goede week er even helemaal tussenuit. Het nu-even-niet-principe van Center Parcs, maar dan zonder Center Parcs. Het huis-, tuin- en keukengevoel in zo'n voorgestanste bungalow met links en rechts een knus Nederlands gezinnetje wat even graag een kopje koffie bij de buurtjes komt doen, telt natuurlijk niet echt als vakantie. En ook die Super de Boer om de hoek helpt natuurlijk niet bepaald mee.
Zelf heb ik een goede week doorgebracht op het Griekse eiland Rhodos, waar ik geen wolk heb gezien, geen Nederlander heb gehoord en ook niets noemenswaardig gedaan heb. Mijn dagen hebben bestaan uit een hartig ontbijt, een trip naar het strand, een biertje op een terras, een stukje lezen en schrijven op het balkon van mijn appartement, een goede maaltijd in een restaurant en een kroegbezoek hier en daar. En ik ben heerlijk uitgerust.
De vakantie houdt voor mij echter altijd al subiet op bij het inladen van de koffers in de grote touringcar die zich richting vliegveld en -tuig zal begeven. Het gekwetter en geneuzel van de doorzongezinnetjes die het veel te warm hebben gehad, die nooit een kiezelstrand hadden verwacht maar één met zand voor tussen je met eigen Hollandse Calvé-pindakaas besmeerde boterham is direct bij het bestijgen van de bus alweer opvallend.
Op het vliegveld aangekomen is het bij het in de rij staan en wachten op het inchecken neuzelen geblazen over de consequenties van een te zware koffer en vooral maar achter de persoon voor je blijven aanlopen, in de hoop dat deze wél weet waar de juiste balie is. De Nederlander is na de koloniale jaren in het teken van De Ontdekking namelijk verworden tot een onnadenkend volk wat de weg naar het toilet niet meer vindt zonder Tom Tom. Een kuddedier.
Helemaal navenant is het als ik, simpele ziel als ik ben, met mijn net gekochte broodje ham en flesje Grieks Spa Rood in de vertrekruimte van Lufthansa ga zitten omdat die in het midden van de terminal gelegen ruimte de meest rustige is van allemaal. Een verward groepje Nederlanders loopt achter mij aan en neemt pas plaats in de plastic kuipstoeltjes aan de andere kant van het vertrek als ik dat ook heb gedaan. Halverwege het broodje ham zitten er op zijn minst twintig, voordat het alfa-mannetje opmerkt dat er een groot logo van Lufthansa boven het raam hangt. Verschrikt springen de schapen op en gaan op zoek naar de rest van de kudde.
Geamuseerd neem ik me direct voor bij aankomst op Schiphol in de bagagehal ook maar eens bij band 3 in plaats van 18 te gaan staan wachten en verheug me nu al op al de vakanties die nog komen gaan.

donderdag 28 augustus 2008

Schiphol

Vakantietijd. De één trekt tot ver over de landsgrenzen, de ander is content met een retourtje Rottumerplaat. De familie Jansen propt de caravan of camper vol en tuft langs over de Périférique richting Zuid-Frankrijk terwijl de overburen meer dan tevreden zijn met een week of twee bezig zijn in de achtertuin. De coniferen moeten immers ook nodig gesnoeid worden. Een aanzienlijk deel van het Nederlandse volk laat zich echter graag met het vliegtuig vanaf Schiphol vervoeren naar eender welke zonnige bestemming dan ook. Ik zelf mag dat ook graag doen, met een duidelijke voorkeur voor de Griekse zon, en zit dan ook minimaal één keer per jaar tussen de rest van mijn medelanders te wachten op dat vliegtuig naar dat verre oord.
Schiphol is voornamelijk wachten. En winkelen. Een andere reden kan het niet hebben dat een mens zich uren van tevoren al bij de balie mag melden. Ja, de rij náár die balie misschien, maar dat inchecken duurt zo lang nog niet. Koffer op de band, etiketje er omheen en die zien we uiteindelijk op de plaats van bestemming wel weer terug. Althans, dat hóóp je. Zelf stiefel ik na het afgeven van de bagage normaliter zo rap mogelijk richting het dichtstbijzijnde kroegje. Vannacht is dat echter geen optie; zelfs Schiphol slaapt om drie uur ’s nachts. De enige overgebleven optie is eigenlijk een hete kop automaatkoffie met een lauw broodje wat de avond ervoor gebakken is, en ook dat is geen optie. Bij de automaatkoffie en de lauwe broodjes is het namelijk wél druk. Ik sta daar eens naar te kijken, vraag me af waarom, haal mijn schouders eens op en besluit door te slenteren. Dan maar naar de gate. C, welteverstaan. Uiteraard is dat achteraan, maar dat is niet erg. Dat doodt tijd.
Bij gate C zit nog geen handvol mensen. Er staat een vliegtuig. Ons merk, maar bij de volgende sluis vertrekt er straks ook nog één van datzelfde merk, dus veel zegt dat ook niet. Ik nestel me zo comfortabel als dat gaat in zo’n plastic fauteuil en pak mijn boek. Inmiddels is het half vier, en over zo’n anderhalf uur gebiedt de planning het toestel te vertrekken. Zo in de vroege ochtend moet dat ook een haalbare doelstelling zijn.
Twee pagina’s gevorderd komen de eerste mensen echter al aangelopen, ongetwijfeld met een kop koffie en een broodje achter de kiezen. Vader heeft er duidelijk zin in, met zijn lichtbruine, te lange korte broek en zijn sandalen. Daar bovenop draagt de beste man een waarschijnlijk niet door zijn vrouw uitgekozen geruit shirt waar aan de bovenkant teveel knoopjes los zitten. Het type vakantie-Amerikaan is ook in onze contreien doorgebroken, klaarblijkelijk. Maar het is vakantie, blijkbaar mag dat dan. In een flits zie ik het echtpaar thuis nog ruzie staan maken over de combinatie terwijl de sleutels aan de buitenkant al in het slot van de deur gestoken zijn. Moeder oogt al niet veel vlotter. Een beetje een dertien-in-een-dozijn huismoeder met bril. Een muizig typetje waarvan je direct weet dat de Margriet én de Viva in de handtas zitten. De Viva uiteraard om je vlotter en jonger voor te doen dan je bent. Vader had met dat excuus graag een abonnement op de Playboy genomen maar heeft daarbij aan het kortste eind getrokken. Dochterlief ziet er uit alsof ze zojuist is aangenomen bij TMF, de Nederlandse kweekpoel voor het non-talent van BNN. Concreet betekent dit dat ze veel te dunne spijkerbroeken draagt waarvan je jezelf afvraagt of ze er ingenaaid en uitgeknipt moet worden. Daar onder draagt ze een stel pumps van een type zoals ze die vanaf de jaren vijftig al niet meer maakten, en in een kleur waarvan ik het bestaan niet eens afwist. Voor de oorbellen verdenk ik haar een slinky op brute wijze ontmanteld te hebben en het haar is natuurlijk hevig gestyleerd. De blonde krullenbol van een zoon verschuilt zich verstandigerwijs onder een scheef op het hoofd gedrapeerde pet en steekt al mokkend de handen in de zakken van zijn veel te grote en wijde spijkerbroek. Heel verstandig, had ik op zijn leeftijd waarschijnlijk ook gedaan.
In het kielzog van de druk kwetterende familie volgen er meer. Bij sommige ligt de gemiddelde leeftijd iets hoger, bij sommige iets lager. Bij het ene gezin mist er een kind en bij de volgende hangt er nog een extra lid bij. Maar in alle gevallen in dezelfde basis-opstelling: de Amerikaanse toerist, de grijze huismuis, de TMF-dochter en de onverschillige, verschuilende zoon. Veel zinnigs komt er bij de meesten niet uit. Geneuzel over koetjes en kalfjes en een eindeloze reeks vragen naar de overbekende weg bereikt mijn oren. Ik kan een grijns niet onderdrukken, leg mijn boek weg en ga dit eens heel gebiologeerd zitten aankijken. Als je lekker bezig bent duurt anderhalf uurnamelijk niet zo lang. Halverwege de optocht borrelt echter een gedachte bij me op die me de rest van de vakantie niet meer los zal laten, net zoals dat ieder jaar het geval is: dit is dus de gemiddelde Nederlander. Direct daarna bedenk ik me dat ik over anderhalf uur waarschijnlijk ook écht aan vakantie toe ben.

Welkom

Laten we er niet omheen draaien, bloggen is in. Zoals het op televisie tegenwoordig hip is te laten zien hoe mensen met zijn tienen in één huis wonen waar ze een miljoen kunnen winnen als ze het volhouden, waar we massaal afstemmen op een programma over een Nederlands bijstandsgezin wat tegen beter weten een oude burcht in Zuid-Spanje op gaat knappen om daar een hotel annex restaurant van te maken terwijl we op het andere net kunnen genieten van dikke kinderen die zich ten overstaan van vier lachende volwassenen bewusteloos blèren in de hoop een ronde verder te komen, zo is het ook op internet hip het normale gepeupel een podium te geven.
Willen we immers niet met zijn allen alles over elkaar weten? Ruwweg een kwart van de Nederlandse bevolking heeft tegenwoordig een Hyves, terwijl je voor het aantal mensen wat daarnaast ook nog een MySpace, LiveJournal of Facebook onderhoudt geen koffie wilt zetten. Dat is namelijk heel wat koffie. Op Hyves kun je zien hoeveel vrienden Truus uut de Achterhoek heeft, dat ze driemaaldaags een droge cracker eet om mooi slank te blijven en dat haar favoriete merk desondanks Cote D'or is. LiveJournal is dan weer een mooi voorbeeld van geoorloofd zielig kunnen doen. Een online dagboek voor privézaken die je iedereen laat lezen zodat de rest van de wereld ook ziet hoe zwaar je het hebt, en dat natuurlijk het liefst in het Engels, zodat het potentiële publiek nog groter is.
Over blogs zijn er geen exacte cijfers bekend. Naar schatting zijn er wereldwijd honderden miljoenen bloggers. Honderden miljoenen, van particulieren tot bedrijven en van politici tot aandachtstrekkers. De aantallen zijn bijna onvoorstelbaar. Eén blogger meer in die grote poel maakt dan ook niet meer uit. Welkom.